Op 5 maart 2011
Een antwoord op het essay van Karel De Gucht Ik stelde het me als kind altijd zo voor: met zijn krullenkopje treedt het jongetje met de te grote mond, maar een klein hartje, naar voor. Hij staat oog in oog met een reus. Niet alleen van gestalte, maar ook in naam en faam. De reus staat er …